Abraham de Koning, heraut van het volle leven

Lia van Gemert (Universiteit van Amsterdam)

Auteur
Abraham de Koning
Titel
Iephthahs ende zijn eenighe dochters treurspel
Uitgever, plaats en jaartal van uitgave
Amsterdam, 1615
Bibliotheek
Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, C 150164

De publicaties van Hubert Meeus zijn – onder veel meer – een belangrijke wegwijzer voor de onderzoeksagenda over het zeventiende-eeuwse Zuid- en Noord-Nederlandse toneelleven. Zo attendeerde hij in zijn klassiek geworden Repertorium van het ernstige drama in de Nederlanden 1600-1650 op Abraham de Koning(h)/Koninck (1588-1619), een gereformeerde Antwerpse boekhandelaar-uitgever die uitweek naar Amsterdam. De experimentele retoricale sfeer inspireerde hem daar als factor van de ‘Brabantse Kamer’ tussen 1610 en 1618 tot negen extraverte drama’s. Aan de titelgravure van één ervan, Iephthahs ende zijn eenighe dochters treurspel (1615), danken we de reconstructie van de theaterruimte van de Brabanders in de Mariakapel aan het Rokin.

Deze titelgravure is symptomatisch voor De Konings werkwijze: hij stort het publiek steeds zonder omwegen in het volle leven. Legeraanvoerder Iephthah wendt ontzet zijn hoofd af naar zijn soldaten en trekt – in het hart getroffen – vertwijfeld zijn jas open als hij na een gewonnen veldslag beseft dat Miria, zijn enige kind, hem met haar vriendinnen zingend onthaalt. De bode op de toren trompettert nog opgetogen over zijn komst en Iephthah heeft zijn strijdbijl nog nauwelijks neergeworpen of de blijdschap slaat om in droefheid: moet hij nu zijn eed aan God gestand doen en als dank voor de overwinning het eerste wezen offeren dat hem bij thuiskomst begroet? Zijn oogappel doden?

Het tafereel weerspiegelt de emotionele sfeer waarin de tragedie zich gaat voltrekken. De Koning laat bijna geen detail uit de volledige bijbelse geschiedenis in Richteren 11 onbenut om gepassioneeerd te betogen dat elke mens rekenschap over zijn leven moet afleggen vóórdat God over hem/haar zal oordelen. In een fascinerende sequentie van scènes tonen vader én dochter beurtelings hun twijfels over hun gedrag, waarbij De Koning de zaal geraffineerd manipuleert. Uiteindelijk is dochter Miria de morele winnaar: ze vergeeft haar vader zijn eed omdat hij geen zondige intenties had en laat het oordeel over hem aan God. Zuiver als een lam gaat ze haar beide vaders tegemoet.

Miria (in poppengedaante) werd in 1615 voor de ogen van de zaal geofferd en niemand hield het droog: ‘Dan stervet al met haer, dan bersten schier de steenen’, dichtte Joost van den Vondel na afloop. Gerbrand Bredero deelde die mening. Theater is beleving: De Koning laat het iedereen voelen. Dankzij deze heraut uit het Zuiden werd 25 jaar vóór Jan Vos’ Aran en Titus in Amsterdam al spektakeltoneel gespeeld. En dankzij die andere, die inspireerde tot deze tentoonstelling, zal niemand dat meer vergeten.

Afbeeldingen

Verder lezen

Hummelen, Wim, Amsterdams toneel in het begin van de Gouden Eeuw. Studies over Het Wit Lavendel en de Nederduytsche Academie (’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff, 1982), pp. 46-49, 66-68

Meeus, Hubert, Repertorium van het ernstige drama in de Nederlanden 1600-1650. Inl.: prof.dr. L. Rens (Leuven: Acco, 1983), pp. 98-102, m.n. pp. 99-100.

van Gemert, Lia, ‘The Politics of Visuality in Dutch Renaissance Tragedy’, in Maria-Theresia Leuker (red.), Die Sichtbare Welt: visualität in der niederländischen Literatur und Kunst des 17. Jahrhunderts (Münster, New York, München, Berlin: Waxmann, 2012), pp. 203-219.